-
1 poll
n. stemming; aantal stemmen; stemmentelling (van de kiezers); aantal stemmen (bij verkiezingen); enquête--------v. afzagen (boomtop); afzagen (van horens)--------v. krijgen (van stemmen); voorstemmen; tellen van de stemmen (bij verkiezingen), enquête houdenpoll1[ pool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————poll2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 ballot
n. stembriefje; aantal stemmen; kiesrecht; stemming--------v. stemming; vergrotenballot1[ bælət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stem(biljet/briefje/balletje)2 stemming ⇒ stemronde; geheime stemming♦voorbeelden:voting by ballot • geheime stemming————————ballot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:ballot the men on the proposal • de mannen over het voorstel laten stemmen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский